Minimaal bouwen 4

In het minimaal-bouwen gaan we na wat overdadig en daardoor overbodig is. Kan de hoeveelheid toegepaste materialen kleiner? Is ruimte overbodig? Is een bepaalde functie met minimale architectonische ingrepen te realiseren? Om dit vast te stellen is studie en analyse nodig. Dit brengt ons niet in de technosfeer of biosfeer maar in de sciencesfeer.

Constructieve minimaal-bouw

De Amerikaanse uitvinder en architect Buckminster Fuller onderzocht en realiseerde vanaf de jaren 40 van de vorige eeuw lichte grote koepelvormige overspanningen met repetitieve en eenvoudige middelen: geodetische koepels (geodesic domes). In de beginfase gebruikte hij nog – zoals de wiskunde het voorschrijft – pentagonen en hexagonen als elementaire bouwelementen. Snel ruilde hij ze in voor 3-hoeken. Toepassing van 3-hoeken vergroot weliswaar de hoeveelheid benodigd materiaal, maar vergroot ook de flexibiliteit en handelbaarheid tijdens de installatie. Daarbij vermindert het gebruik van 3-hoeken het aantal soorten verbindingen.

ASM International hoofdkantoor Novelty (OH) – Buckmister Füller

De Duitser Frei Otto pionierde ook op het gebied van constructieve minimaal-bouw. Hij onderzocht zeepstructuren leidde daar vele lichtgewicht constructies uit af. Ondanks  de lastige praktische kant zijn veel ontwerpen van Otto gerealiseerd. Dit vergroot de waardering voor Otto’s pioniersschap. Ergens roepen zijn gebouwen een prettig huiselijk gevoel op in combinatie met een vorm van ontzag voor de technologische inspanningen die voor de realisatie zijn verricht.

Olympisch stadion München – Frei Otto

De vergroting van rekenkracht van computers vergroot het realisme van organische groei- en ontwikkelmodellen van bomen en botten. Topologie optimalisatie (of Evolutionary Structural Optimization (ESO design) is een moderne ontwerpmethode waar aan de hand van computers het krachtenveld in een onderdeel kan worden berekend. Hoe meer rekenkracht des te kleiner het onderdeel.

Materiaal wordt weggelaten daar waar krachten laag zijn en toegevoegd waar krachten sterk zijn. Deze nieuwe toestand wordt opnieuw doorgerekend. Na een aantal iteraties ontstaat een vorm dat voldoende sterk is, maar uit een minimum aan materiaal bestaat. Deze vorm kan vervolgens met een 3d printer worden gemaakt in kunststof, beton of staal.

Evolutionary Structural Optimization (ESO design)

Kenmerkend voor constructieve minimaal-bouw zijn de sterke gelijkenissen met vormen en vorm-genererende processen in de natuur. Weliswaar liggen de gebruikte materialen van deze constructies nog in de technosfeer, de bouwlogica ligt echter in de biosfeer.

Functionele minimaal-bouw: het gebouw

Naast het minimaliseren van het materiaalgebruik in constructies mag ook de vraag gesteld worden of materiaal dat voor de gebouwindeling gebruikt wordt, geminimaliseerd kan worden. De klassieke indeling  van een woninghuis in 1900 en eerder bestond uit een reeks van gekoppelde ruimten. Dikke muren, meerdere open haarden en een centraal gelegen trappenhuis. Le Corbusier maakte een grote stap. In 1926 stelde hij zijn architectonische concept voor in een handzame formule van vijf basisprincipes, de ‘les cinq points d’une nouvelle architecture’:

• Les pilotis: de kern van het gebouw moet op zuilen vrij van de grond staan.

• Le toit-terrasse: het platte dak wordt als buitenruimte ingericht

• Le plan libre: vrije indeling op elk niveau dankzij skeletbouw

• La façade libre: de gevels zijn geen dragende muren

• La fenêtre en bandeau: het horizontale panoramaraam

les cinq points d’une nouvelle architecture – Le Corbusier

Deze regels versterkte de flexibiliteit en verminderde daarbij het materiaalgebruik. Veel huidige gebouwen zijn gebaseerd op bovenstaande principes. Met de huidige grote leegstand van kantoorgebouwen wordt nagedacht over herbestemming: voormalige kantoorgebouwen ombouwen tot wooncomplexen.

In bouwtechniek en ontwerp is echter nog veel winst te behalen. De principes van Le Corbusier zijn bijna 100 jaar oud en zullen moeten ververst. De huidige woningbouw kenmerkt zich bijvoorbeeld nog steeds door het bouwen van hokjes: hokjes rondom toiletten, rondom slaapkamers, schachten, bergruimte, meterkast etc. Enkel de wand tussen woonkamer en keuken lijkt momenteel geslecht. Hier valt nog veel te halen. In extremis zal in een volledig ongedeelde ruimte functies vanzelf hun plek vinden. Zelf-organisatie heeft echter alleen tijd nodig.

Adaptiviteit

Op het plan-libre van Le Corbusier bestaat een moderne vervolg: adaptieve ruimte. Adaptieve ruimte is ruimte op bestelling. Zodra vraag is naar ruimte, wordt automatisch ruimte gemaakt. Indien geen ruimte meer nodig is, verdwijnt het. Dit concept vraagt om sensoren en softwaresystemen die de ruimtebehoefte real-time bepalen en op bestelling ruimten aanpassen.  Adaptieve ruimtescheidingen vragen om meer onderzoek en ontwikkeling maar beloven een flexibele en op vraag afgestemde ruimte, waardoor ruimtegebruik – dus materiaalgebruik – real-time optimaal is.

Functionele minimaal-bouw: inrichting

Minimalisme is een stroming in de architectuur. Minimalisme zoekt naar eenvoud. Eenvoud is niet hetzelfde als simpel. Eenvoud gaat om het vinden van de basis. In architectuur is ervaring van ruimte en licht het meest basale. Onnodige en een teveel aan objecten, opvallende bouwkundige details en een onhandige functionele indeling verstoren deze ervaring. Minimalistische interieurs zijn vaak ontdaan van al het overbodige (waarbij: leeg is niet hetzelfde als kaal!) en ingericht met basic houten meubelen zonder franje. De meubels staan altijd in dienst van de ruimte en combineren vaak meerdere functies.

De inrichting van functionele minimaal-bouw kenmerkt zich door de destillatie van basale functies, de bundeling daarvan en de versterking van de ruimtekwaliteit en lichtinval. Objecten staan in dienst van ruimte en licht, zijn eenvoudig uitgevoerd en combineren zoveel mogelijk functies.

Baron House (Zweden) – John Pawson

Ik hoop dat je nog fris bent. Ik stap met bovenstaande kennis nu over van architectuur naar biologie. Nog even wat taaiheid, maar het zal lonen: de conclusie is een klinkende!

Functie en gedrag

Even wat biologie. En ook wat psychologie. Want wat zou je kunnen herleiden uit de volgende observatie: een persoon slaapt in een bed in een slaapkamer. Wel: slapen is een activiteit, een vorm van gedrag, een bed is een meubelstuk en een slaapkamer is een ruimte.

Zo te zien wordt het gedrag slapen gefaciliteerd door de aanwezige mogelijkheid van een gebruiksfunctie in een bepaalde ruimte. Je zou daarom kunnen denken dat slaapgedrag volgt uit de beschikbaarheid van een slaapfunctie.

Hier klopt iets niet: slapen is namelijk voor mensen net zoals voor veel andere dieren een onontkoombaar gedrag (in feite een primaire levensbehoefte) en moet minstens elk etmaal een keer worden uitgevoerd. Het zoeken naar een geschikte slaapplaats is voor veel dieren een belangrijke dagbesteding en vaak aanleiding tot strijd met soortgenoten. Een geschikte slaapplaats moet voldoen aan een aantal basisvoorwaarden. In onze welvaartssituatie kennen wij deze voorwaarden niet meer precies, waardoor het lijkt alsof een slaapplek uitnodigt tot slaapgedrag. Slaapgedrag maakt echter van een plek, een plek met een slaapfunctie. Dit geldt voor ook ander gedrag. Sociaal gedrag geeft een ruimte de mogelijkheden voor ontmoeten, voor vermaak, voor kijken -en bekeken worden. Dat de ene ruimte hierin beter is dan de andere, ligt aan de aanwezige basisvoorwaarden.

Basisvoorwaarden van gedrag in het algemeen zijn vaak verborgen door gewenning, door het leven in een beschermde luxe omgeving, maar ook doordat de basisvoorwaarden slechts intuitief bekend zijn. Zo zijn grote open ruimten minder geschikt als slaapplaats dan kleinere, lagere en wat donkere ruimten. De reden hiervoor heeft waarschijnlijk te maken met de oorspronkelijke leefomgeving van mensen, predatoren, neerslag etc. Dit ligt eigenlijk best voor de hand. Het punt wat ik wil maken is dat de vele andere basisvoorwaarden van gedrag (bekend en onbekend) een heel interessante rol kunnen spelen in de vorm en functie van ruimten.

Onderzoek naar de basisvoorwaarden van gedrag kan inzicht geven over welke dingen voor gedrag fundamenteel zijn. Dit zijn de kleinste bouwstenen; de atomen van gedrag.

Functions follows Behavior

Mijn stelling is dus dat gedrag ten grondslag ligt aan functie. Dus wij passen het beroemde adagium aan in: Form follows Function follows Behavior!

Functionele minimaal-bouw: gedrag

Als gedrag en de basisvoorwaarden daarvoor bekend zijn, kunnen basale eigenschappen van gebruiksfuncties worden afgeleid. Zij kunnen dienen als een precisie instrument voor het vervaardigen van gebruiksfuncties. Dit vereist studie naar de basisvoorwaarden en gedrag in relatie tot architectonische gebruiksfuncties. En dit gaan we doen!

Affordances – basale triggers

De basisvoorwaarden van gedrag worden opgepikt door het waarnemingssyteem van een dier en zijn feitelijk synoniem met affordances. Dit begrip is afkomstig uit literatuur over ecologische perceptie. De gebouwde omgeving bestaat uit objecten en structuren die voor elke waarnemer (diersoort) andere affordances bezitten. Ze zijn gerelateerd aan de levenswijze en fysiologie van het dier. Ze staan aan de basis van de visuele waarneming en het daaruit volgende gedrag. Affordances zijn de basale triggers voor gedrag waar we naar op zoek zijn.

Wetenschap

Er is natuurlijk al veel onderzoek gedaan naar gedrag van mensen in gebouwde omgevingen. Gedrag op pleinen, in treinen en vliegtuigen, voetbalstadions enzovoorts. Dit is onderdeel van crowd dynamics en omgevingspsychologie. De studies hebben vaak te maken met veiligheid en ontruimingsstudies. Onderzoek naar gedrag van andere dieren in hun habitat zijn ook interessant omdat – op een terughoudende manier – parallellen naar de menselijke habitat getrokken kunnen worden.

Er is minder bekend over het gedrag van mensen in architectonische ruimten. Er wordt wel vaak gesproken over ervaring en beleving, maar weinig over gedrag. De architectonische ervaring en beleving zijn in deze context meer emoties die in taal worden geperst. Het zijn daardoor intermenselijke begrippen en vaak onderwerp van discussie. Dikwijls worden ze afgedaan als subjectief. Gedrag daarentegen kan objectief worden beschouwd. Gedrag kan wetenschappelijk onderzocht worden.

Architecten hebben een (onbewust) repertoire aan methoden om een bepaald gedrag op te wekken of te sturen. Het gebruik van kleur  en verschillen in hoogte en breedte zijn hiervan voorbeelden.

In 1981 bouwde de Spaanse architect Rafael Moneo in het Spaanse stadje Logroño een stadhuis met daarvoor een 3 hoekig plein. Twee passages ontmoeten elkaar in een doorloop onder het stadhuis naar een achtergelegen bestuurlijk gebouw. De twee passages zijn verschillend uitgevoerd. De ene is hoog en voorzien van ronde ranke kolommen en de andere is een lage doorgang voorzien van zwaarder uitgevoerde hoekige kolommen. In de lage doorgang vertonen mensen onrustig en haastig gedrag, terwijl in de hoge passage mensen juist slenteren en rustig een krantje lezen. Architectuur temporiseert.

Stadhuis Logroño (Rafael Moneo) – Architectuur temporiseert.

Een ander voorbeeld van gedrag sturende architectuur is een kapel van Le Corbusier. Het gebouw staat op een heuvel, zodat de mensen die de kapel willen bezoeken een omhooglopend pad vanuit het dal moeten volgen. De voorgevel is intrigerend en dient snel als richtpunt voor de klim naar boven. Dichterbij gekomen werkt de kromming van de gevel als een ontvangende hand die de bezoeker subtiel begeleidt naar de deur links van de voorgevel rechts naast de grote klokkentoren. Architectuur ontvangt en begeleidt.

Notre Dame du Haut  (Le Corbusier) –  Architectuur ontvangt en begeleidt.

Het Seagram Building van Mies van der Rohe staat niet op de gebruikelijke rooilijn van Park Avenue, Manhattan. Het staat een meter of 30 van de straat af. Hierdoor ontstaat een plein. De niet gebouwde ruimte maakt ruimte dat mogelijkheden biedt tot velerlei soorten sociaal gedrag. William H.Whyte (1980) heeft hiervan een erg interessante documentaire gemaakt. The social Life of Small Urban Spaces (1980). Architectuur faciliteert sociaal gedrag.

Seagram building (Mies van der Rohe) – Architectuur faciliteert sociaal gedrag.

Ik stel voor om een lijst op te stellen met het repertoire van architectonische hulpmiddelen die gedrag opwekken of sturen. Hiervoor onderzoeken we de invloed van de gebouwde wereld op gedrag van mensen en hopen we de basale triggers van gedrag te vinden. Hiermee beschikken we over een arsenaal aan mogelijkheden om gedrag en daardoor gebruik op een subtiele en daardoor minimale manier te initiëren.

en nu de klinkende conclusie!