Biodiversiteit en Natuur-inclusief bouwen
De biodiversiteit loopt terug. De vrije ruimte raakt op. Mensen houden van natuur. Maar mensen moeten ook bouwen. Een tegenstrijdigheid?
Mensen verbruiken steeds meer ruimte voor productieland, bedrijvigheid, infrastructuur en woonruimte.
Bebouwing verknipt, versplintert en reduceert het inheemse landschap. De bebouwing van nu ligt ín het landschap. Een gebouw neemt natuurlijke ruimte in en heeft derhalve een ecologische footprint.
Hoe kunnen we natuur, het oorspronkelijk landschap en bebouwing integreren en daarmee de biodiversiteit stabiliseren?
Antwoord: Verplicht iedere bouwer (projectontwikkelaar, particulier bouwer, overheid etc.) de ecologische footprint van het te bouwen gebouw op het kavel in het geheel te compenseren op een manier die past bij het inheemse landschap*.
Hoe werkt dat?
Een stappenplan:
Stap 1: Bepaal de eigenschappen van het inheemse landschap, inventariseer planten- en diersoorten en denk de huidige bebouwing weg.
Neem dit landschap als uitgangspunt*. Verbeter de habitats van de planten en dieren die bij dit landschapstype horen.
Stap 2: Bepaal de footprint van het gebouw (inclusief perceelinrichting) in dit landschap. Projecteer deze footprint op het dak van het gebouw en richt dit in met soorten die anders op de plaats van het gebouw zouden leven.
Bouw dus of onder het maaiveld of til het maaiveld op en richt dit maaiveld in met soorten die passen bij het landschapstype.
Of bouw ruim boven het maaiveld, zodanig dat het landschap onderlangs ononderbroken kan doorlopen.
Richt het extra gecreëerde maaiveld vervolgens in met soorten die passen bij het landschapstype.
Stap 3: Knip grasproductieland in stukken met de grootte van een terratorium van een roofdier van het hoogste trofisch niveau** passende bij het lokale landschapstype.
Veel weilanden (grasproductieland!) bedekken aaneengesloten grote stukken ruimte afgerasterd met prikkeldraad. Een grasproductieland is een monocultuur en geen landschap. Een monocultuur is geen stabiele strategie. Het vereist relatief veel energie en kosten om deze ene grassoort in stand te houden. Denk aan het gebruik van herbiciden en maatregelen om (muizen)plagen te voorkomen .
Verdeel het grasproductieland in stukken met stroken vegetatie. De stroken met grassen, kruiden, struiken en bomen van ongeveer 3 meter breed bieden huisvesting voor insecten, vogels en zoogdieren. Zorg dat de afmetingen van het gasproductieland een stuk kleiner (ca. 10%) zijn dan het fourageergebied van roofvogels (voor een buizerd komt dit neer op ongeveer 0,1 tot 0,15 km2.
Er is allicht behoefte aan kadastrale afbakening. Pas een afrasteringstype toe waardoor migratie van dieren naar andere gebieden mogelijk blijft.
Pas natuur-inclusieve bouwmaatregelen toe, die in lijn liggen met het landschapstype en ontwikkel de habitats van planten- en diersoorten die hierin thuis horen.
Stap 4: Bepaal de geschikte natuur-inclusieve bouwmaatregelen.
Natuur-inclusieve bouwmaatregelen hebben betrekking op::
- het verbeteren van de bodem
- de inrichting van het perceel (bodemoppervlak)
- de afwerking van de gevels
- het gebruik van het dak
- en de verbetering van de samenhang van verschillende percelen
- (allen eventueel gecombineerd met oplossingen voor regenwaterberging (zie hieronder))
Bekijk het overzicht (pdf) met natuur-inclusieve bouwmaatregelen en kies maatregelen die passend zijn.
Maatregelen met betrekking tot bodemverbetering, het perceel of dak zijn relatief goedkoop en het meest effectief. Toepassingen op of aan de gevel zijn weliswaar architectonisch interessant maar zijn vaak behoorlijk prijzig en de meeste groene gevels hebben continue water en onderhoud nodig.
Het klimaat verandert en in onze streek valt in korte tijd meer regenwater. Het verwerken van deze piekbelasting kan door het regenwater tijdelijk op te vangen en geleidelijk weer af te voeren: regenwaterinfiltratie.
Stap 5: Combineer natuur-inclusieve bouwmaatregelen met watermanagement. Bepaal op welke manier en waar regenwater kan worden geïnfiltreerd.
Voetnoten:
*Ecologisch gezien ontwikkelt een landschap zich altijd (successie) en de richting hiervan hangt af van o.a. de bodemsamenstelling (en of deze aangeroerd of nieuw (opstorting) is) en de reeds aanwezige zaadbank. In comité zal moeten afgewogen welke historische bodemsamenstelling als basis moet worden aangenomen.
** Dit kan in de praktijk wat lastig zijn. Roofdieren van het hoogste trofische niveau zijn immers ook de grotere roof-zoogdieren, zoals de wolf en de vos. Van roofvogels daarentegen hebben wij mensen relatief weinig last (alsof dit een graadmeter is) en hun territorium kunnen wij als beste als eenheidsmaat toepassen.