Wij zijn op zoek naar de principes van het minimaal-bouwen!
Waar in architectuur staat wat we doen?
Wat we doen heeft te maken met het efficiënt maken van het gebruik van ruimte. Dit staat in één lijn met duurzaamheid, bio-based en biologisch bouwen.
Hoe dan?
Bekijk eens het onderstaande model.
Van links naar rechts zie je de ontwikkeling van traditioneel naar biologisch bouwen. De traditionele bouw kenmerkt zich door bekende bouwmaterialen zoals baksteen, beton, glas, en eps (een isolatiemateriaal). Dit zijn producten die worden ontwikkeld en steeds verder worden verfijnd. Nadelen van productie en toepassing blijven echter hetzelfde: hoge energetische kosten bij productie, lastige recyclebaarheid en veel afval tijdens productie en toepassing. Deze cyclus draagt de naam technosfeer.
Biologisch bouwen kenmerkt zich door het gebruik van natuurlijke materialen, zoals hooi, leem, klei, riet, hennep en hout. Deze producten zijn zonder hoge energiekosten gefabriceerd en zijn per definitie biologisch afbreekbaar. Deze natuurlijke producten vragen om hun eigen bouwkundige gebruikswijze. Als inuït een iglo willen bouwen, is een ijskoepel een ‘natuur-logische’ overspanning. Biologisch bouwen leunt voor een deel op oer-traditionele (i.e. preïndustriële) bouwmethoden maar moeten voor een deel weer opnieuw worden uitgevonden. Daarnaast zijn methoden die de natuur zelf heeft uitgevonden een belangrijke inspiratiebron. Toepassing van natuurlijke materialen en biologische bouwmethoden is de biosfeer.
Cradle to Cradle (C2C) is een tussenstap. In C2C wordt technologie ingezet om materialen en producten te ontwikkelen die geschikt zijn voor decompositie en recycling. C2C vormt daarmee een combinatie van technosfeer en biosfeer.
In dit model ontbreekt echter iets eenvoudigs maar is gebaseerd op een erg belangrijk uitgangspunt. Wij gaan dit aanvullen.
Wat ontbreekt er?
Het model gaat alleen over materialen en bouwmethoden maar het meest duurzame en meest bio-based uitgangspunt ontbreekt. Men kan het principe overal in de levende én niet-levende natuur vinden. Bomen en botten versterken die gebieden die zwaar belast worden, maar reduceren materiaalgebruik in onbelaste gebieden en zijn daar juist poreus en open. Zeepbellen, cellen en andere membraan achtige structuren (waaronder fytoplankton) vinden ’vanzelf’ een energetisch optimale vorm tussen maximale overspanning/omsluiting en minimaal gebruik van materiaal. De gevonden vorm is een minimaal oppervlak. Elk andere vorm vraagt om meer materiaal, is minder stabiel en komt zodoende niet of slechts gedurende een kort tijdbestek in de natuur voor.
De natuur verspilt geen materiaal. De natuur is uit op energetisch optimale toestanden.
Dus hetgeen ontbreekt aan het model is het principe van het minimaal bouwen. Het zoeken naar bouwmethoden met een minimum aan materiaalgebruik waarvan de vorm energetisch optimaal is.
Minimaal-bouwen
We gaan na wat overdadig is en daardoor overbodig is. Kan de hoeveelheid materiaal kleiner? Is ruimte overbodig? Is een bepaalde functie met minimale architectonische ingrepen te realiseren?
Dit brengt ons bij de hoofdvraag.
… naar Minimaal-bouwen 3